Gered!

Ik was laatst in het Repaircafé. Wat een belevenis! Aanleiding was dat onze reserve stofzuiger het niet goed meer deed. Hij was recent al van reserve naar hoofdstofzuiger opgeklommen toen de oude Nilfisk het na ruim 40 jaar begaf. Een bezoek aan het Repaircafé had deze Zweedse ‘tank’ helaas niet van de ondergang kunnen redden. Gelukkig zaten we – nou ja Frans, hij is hier chef stofzuigen- niet zonder want het kleine stofzuigertje uit de boedel van oma bleek het nog prima te doen. Totdat ook die het na een buiteling over de grond begaf. Althans, de knop waarmee je hem harder en zachter kon zetten deed het niet meer. 

Met hoop op redding, ging Frans twee maanden geleden naar het Repaircafé met dit stofzuigertje. Maar helaas, ze konden ze hem niet open krijgen. De reden was dat er een heel bijzonder soort schroevendraaier nodig was. Daar wisten de mannen van het Repaircafé wel raad mee. Ze zouden zelf een setje nieuwe schroevendraaiers maken. “Kom over een maand maar terug”. Die keer was de betreffende man er niet. Een tijdje later belde hij: de schroevendraaiers waren klaar! En ik mocht ‘s zaterdags met het stofzuigertje in de fietstas naar het Repaircafé. Ik heb er wel een uur doorgebracht en genoten. Alleen al de binnenkomst. Twee vrouwen zaten aan een intake balie en ze vroegen wat eraan schort. Ik moest een formuliertje invullen met gegevens over het apparaat en wat de klacht is. Ook mijn leeftijd werd genoteerd. Ik mocht aan een grote tafel gaan zitten met koffie en koekjes. In de ruimte zaten aan 4 tafels zo’n 12 reparateurs te werken. Allemaal grijze mannen en één vrouw. Zij doet de naaiklussen. De mannen waren met hun klus bezig, maar vooral ook met elkaar. Prachtig om te zien. Elk apparaat wordt zo een collectief project. Ik als klant werd niet geacht bij het repareren de mannen op de vingers te kijken, daar houden ze niet van. Eén uitzondering was er. In de hoek zat een man met de klant naast zich gebogen over een oude pendule. Wat een liefdevolle samenwerking was dat! Na een tijdje klonk het geluid van de pendule luid en duidelijk door de ruimte, alsof ik bij mijn opa was. Klant dolblij naar huis. Die pendule is duidelijk niet zomaar een klok, maar een vat vol herinneringen. Mijn stofzuigertje was door een andere man meegenomen die met enige trots zijn vers gemaakt schroevendraaiersetje aan mij toonde. In alle rust werd het apparaat open gelegd en de inhoud aan de andere mannen getoond. Er werd gewikt, gewogen en meegedacht. Weer alleen met het stofzuigertje hoor ik hem in het Twents tegen het apparaat mompelen. Even later kwam hij de diagnose met me overleggen: de printplaat is stuk, wat hij wel kan doen is een paar dingen met elkaar verbinden zodat de stofzuiger alleen nog maar op zijn hardst zuigt. Prima, hij kon weer verder. 

Ondertussen kwam een wat jongere man mij koffie aanbieden. Ik raakte met hem in gesprek. Hij kwam uit Syrië en was hier al vier jaar vrijwilliger. Dat deed ie naast zijn werk als heftruckchauffeur bij Timberland. Ik vroeg welke klussen zijn specialiteit zijn: “Nee, ik repareer niet, ik ben alleen voor de koffie”. Ondertussen keek hij wel met alle onderhanden werk mee alsof ie het zo zelf kon gaan doen. De man van mijn stofzuiger is inmiddels ook bij de koffie aangeschoven. Mijn stofzuiger ligt nog open. 

Aan een andere tafel zitten twee mannen constant door een loep dingen te bekijken. En maar zachtjes kletsen met elkaar. Ik fantaseer er hele gesprekken over apparaten en onderdelen bij. Een van de twee maakt zich los en komt naar een andere man aan de koffietafel: “Hoe heette ook alweer die koster die aan de Ranninkstraat woonde?” Ah, het gesprek ging dus over iets heel anders. Intrigerend. Hij krijgt antwoord en gaat weer terug naar zijn maat. Het zachte Twentse gesprek wordt weer opgepakt en gaat gestaag verder. De dames bij de intake bespreken het aantal klanten van vandaag met elkaar. “Het is best druk, we wachten nu op nummer 14.” Met een van deze dames heb ik nog een heel gesprek over jonge mensen die niet eens een knoop ergens aan kunnen naaien, over N-aktes waar je het huishouden leert, over het stoppen van sokken en de techniek van mazen in een gebreide trui. 

‘Mijn’ reparateur geeft mij de stofzuiger terug: “Even het filter vervangen en hij doet het weer een hele tijd”. Ik zeg dat ik het zal doorgeven aan chef stofzuigen thuis. Hetgeen tot hilariteit leidt bij de mannen aan de koffietafel. De vrouw aan de koffietafel zegt zachtjes tegen mij: “Dat heb je goed geregeld”.

De reparatie-bon wordt ingevuld afgeleverd bij de dames van de balie. Er staat een vinkje bij de vraag of het apparaat is gered.

Standaard

Losmakers maken wat los

Ik deed vanochtend mee met een meet-up van de ‘Losmakers’, een netwerk van mensen die iets hebben met leren en ontwikkelen en met sociale technologie. Waar ik vooral erg blij van word in hun bijeenkomsten is de gerichtheid op leren en de enorm waarderende manier van met elkaar omgaan. Zo mooi is het om samen een vraagstuk ontrafelen, kennis te delen, te onderzoeken wat werkt en wat zou kunnen werken. Echt heel blij maakt me dat. Ik moet bekennen dat ik die houding in de communicatiewereld soms mis. Jammer want we kunnen zoveel leren van elkaar én we kunnen super veel leren van de mensen wiens vak ‘leren’ is. 

Vanuit de praktijk

De meet-up ging over de vraag: hoe stel ik leerdoelen en hoe kunnen die je interventie of leerontwerp sturen? Twee ‘cracks’ op dat gebied gaven een minicollege. Mariël Rondeel is ontwerper bij Kessels en Smit en onder meer auteur van: ‘Opleidingskunde, in het werk, rond het werk, voor het werk’. Mariël werkt graag vanuit kenmerkende praktijksituaties: “Als het leerdoel bijvoorbeeld is om een coachende leiderschapsstijl in de vingers te krijgen, dan vraag ik naar toekomstige situaties waarin iemand zichzelf dat ziet doen. Wat zijn dan momenten die ertoe doen (gesprekken, overleg, andere situaties), met wie, wat gebeurt er dan, wat zet je in, met welk effect? Zo vertaal je het doel naar de gewenste situatie. En dat maak je concreet alsof je het eindresultaat voor je ziet.” Zij vertelde hoe je in een ontwerpsessie zo samen met betrokkenen en kritische vrienden een goed leerontwerp kunt maken. 

Het andere mini college was van Eef Rombout, auteur van het boek: ‘De herziene taxonomie van Bloom in de klas’. Niet echt een sexy onderwerp als je de titel zo leest, maar in het college ging het voor me leven. Het boek is gemaakt omdat het onderwijs in Vlaanderen een verbetering behoeft en de overheid veel gerichter wil kunnen evalueren. Goed evalueren kan pas als de stappen daarvoor: het concrete doel (geformuleerd als werkwoord) en de daarbij gekozen werkvorm goed zijn uitgewerkt. In de subsessie met Eef verkenden we een vraag rondom het aanleren van een attitude. 

De interventies die zij beschreef voor leerlingen in het onderwijs, inspireren bij het nadenken over interventies in organisaties. 

Zodat

Nou ben ik communicatieadviseur en in ‘onze wereld’ zijn we erg gewend aan het denken en ontwerpen vanuit doelen. Wat wil je precies bereiken? Bij wie? Waar draagt dat aan bij? Hoe specifieker je bent, des te betere communicatieve interventies je kunt voorstellen, des te beter het uiteindelijke effect is dat je wilt bereiken. Bij studenten blijf ik altijd doorvragen tot het concreet is: wat wil je dat ze na afloop weten, vinden en doen? Wat zie je? Wat doe je? Wat merkt de klant? Wanneer mag de vlag uit? Ik gebruik ook nog altijd de wijze les van collega Karel Winkelaar: gebruik altijd het woord ‘zodat’ in je doelstelling. Dus het doel is bijvoorbeeld niet alleen: dat de medewerkers alle teksten voor inwoners op B1 niveau schrijven. Daar hoort nog wat achter: zodat de inwoners de teksten direct begrijpen en de helpdesk minder vragen krijgt. Dan weet je namelijk ook wat je moet gaan meten als je effecten van je inspanningen wilt meten. Fijn hoe taal ons helpt. 

Van waarden naar gedrag

In de sessie met Eef sloeg ik helemaal aan. In vraagstukken rondom interne communicatie en internal branding hebben we het over: hoe maak ik de stap van waarden naar gedrag? Dat komt op hetzelfde neer als: iemand een attitude aanleren. Zij pleitte ervoor om heel nauwgezet uit te zoeken waar de leerling zit op de range van attitude: 1. Open staan voor de informatie (ik wil je wel aanhoren) 2. Erop reageren (ik doe het omdat jij het zegt, omdat het moet) 3. Waardering tonen (ik vertel anderen dat het heel zinvol is om dit te doen) 4. Ernaar handelen (ik doe dit omdat ik het zelf ook wil doen) 5. Volledige internalisatie (dit is mijn tweede natuur, ik kan niet meer anders). Waar de ander zit, bepaalt welke interventies je moet doen om iemand een stapje verder te brengen op de range.

Deze schaal houd ik vast. Ik weet zeker dat we bij communicatie nog te vaak hink-stap-sprong naar stap 4 willen, terwijl de ander daar nog lang niet aan toe is en er misschien nooit komt.

Omarm elkaar

Het was vanochtend een zoom-scherm met wel bijna 50 bevlogen leer professionals. Ik heb al heel wat ‘dienstjaren’ in diverse organisaties. Zelden kwam ik in het werk in innige samenwerking met leerprofessionals. Dat is zo jammer, want we hebben elkaar zoveel te bieden. 20 jaar geleden organiseerde ik een gezamenlijk leerproject met leden van Logeion en wat toen de NVO2 heette (beroepsvereniging voor HRD-ers) over ‘Interne Communicatie in het kwadraat’. Er kwamen allerlei initiatieven uit voort en het heeft heel wat communicatie professionals veel gebracht. Hoe dat zit bij HRD-ers? Ik weet het niet.  Als ik er in organisaties naar vraag kijken ze me soms wat glazig aan: hoezo, communicatiemensen zijn toch van extern? En niet van coachen en trainen?  Is er iets met ‘ons’ eigen imago aan de hand? Of ben ik een een-oog? Of zit ik in mijn bubbel en mis ik iets? Ik weet het niet. Iemand?

‘Opleidingskunde, in het werk, rond het werk, voor het werk’

 ‘De herziene taxonomie van Bloom in de klas’

Standaard

Processies, hart-energie en imperfectie

 

De afgelopen maanden heb ik onder meer gebruikt om te leren en verdiepen. Ik las boeken en volgde een aantal boeiend webinars en online workshops. Mijn meest waardevolle lessen deel ik hier in dit blog.

De ongrijpbare kant van samenwerken

Ik volgde een online workshop van Barbara van der Steen en Aart Goedhart over ‘Proceskunde: werken met aandacht’. Daarin leerde ik te kijken naar een proces als een beweging. Denk maar aan een processie (voor wie katholiek is opgevoed): men gaat van a naar b; het tempo is zo dat de langzaamste ook mee kan; er is een loopritme en iedereen die meeloopt is deel van het geheel. Ik kreeg beelden van mezelf als jong Limburgs meisje in de sacramentsprocessie, helemaal toegewijd aan mijn rol.

Pas als er iets niet goed gaat, meldt het proces zich. Dan geraak je uit het proces en je wordt ineens toeschouwer. De spelregels die eerst een impliciete gezamenlijke afspraak waren, worden ter discussie gesteld; het reisdoel en tempo omstreden. De dingen die niet gezegd worden blijken wel de basis voor interventies. In subgroepen analyseerden we casuïstiek op basis van het ‘werken met aandacht’. Voor mij was deze benadering een opfrissing van alles wat ik heb geleerd in de opleiding ‘Meesterlijk Interveniëren’ vele jaren geleden, super boeiend om er nu zo mee te oefenen. Het boek dat Barbara en Aart schreven is een echte aanrader! Het gaat over de ongrijpbare kant van samenwerken, organiseren en ontwikkelen.

Bewegingen bouwen

Op 11 maart maakt ik mijn laatste treinreis, naar Ede waar FCE haar lustrum vierde. Er werden al geen handen meer gegeven en al helemaal niet gezoend, maar verder was het toen nog gewoon om elkaar te ontmoeten en in een subsessie dicht op elkaar te zitten. Susanne Verdonschot was keynote spreker met haar onderzoek: ‘Van kleine doorbraak naar grootschalige beweging’. Super boeiend! Susanne en andere onderzoekers richtten zich twee jaar lang op de vraag hoe je een vernieuwing verder brengt na een succesvolle pilot of geslaagd experiment. Hoe betrek je meer mensen? Hoe voer je regie over het hele proces?

Een van de conclusies: De grootste innovaties beginnen klein en dichtbij iemands hart. Dat klinkt niet heel nieuw voor mij, maar nu is het ook door onderzoek aangetoond. Het riep bij mij een andersom inzicht op: als we nu eens stoppen met sleuren aan innovaties die slechts in hoofden zitten zonder dat er enige hart- energie te bespeuren valt.

Weer eens werd mij duidelijk hoe dicht de vakgebieden van ‘leren’ en van ‘communicatie’ tegen elkaar liggen en hoezeer werd weer ik bevestigd in mijn ‘missie’ om die werelden bij elkaar te brengen. Het onderzoek is inmiddels gepubliceerd. Warm aanbevolen!

De online flip

In de eerste ‘corona-week’ stond bij mij een masterclass gepland die ik voor SRM zou geven over Interne Communicatie. In no time ben ik die gaan omvormen naar online lesdagen. Gelukkig voor mij boden Joitske Hulzebos en Sibrenne Wagenaar een pop-up webinar aan over de vraag hoe je fysieke bijeenkomsten omvormt tot aantrekkelijke en effectieve onlinebijeenkomsten. Een van de tips was om goed na te denken over de vraag wat je synchroon wilt doen (in Zoom of een andere virtual classroom) en wat ook a-synchroon kan. Zo heb ik bijvoorbeeld de groep vooraf via een Padlet laten nadenken over de vragen die ze hadden. Het resultaat daarvan gebruikte ik in de les. Iets wat bij vergaderingen trouwens ook heel effectief zou kunnen zijn. Ook heb ik de deelnemers in tweetallen uit wandelen gestuurd om al bellend samen over een vraag na te denken. Mijn eigen meest praktische interventie vond ik dat ik vooraf een app-groep maakte van de deelnemers zodat je op de dag zelf elkaar snel kunt vinden, ook als techniek even hapert. De resultaten van het webinar zijn later uitgebreid gedeeld. De tips zijn ook erg handig voor online vergaderaars en dus ook communicatieadviseurs die de organisatie adviseren hoe dat beter, slimmer en leuker kan. Als je daarmee aan het werk wilt: kijk dan ook eens naar deze handige tips van de werkvorm specialisten van 2knowhow.

De imperfecte adviseur

Op het FCE-lustrum werd gevraagd om jouw imperfecte advieservaring op een ansichtkaart te delen. Dan maakte je kans op een verdiepend gesprek met de auteur van het boek ‘Imperfecte adviseur’: Martijn van Ooijen. Nou, dat wilde ik wel. Ik had dat boek eerder met enorm veel plezier gelezen (JA! Weer een aanrader!), een imperfecte advieservaring had ik ook wel en van een goed gesprek met Martijn zou ik ongetwijfeld veel kunnen leren. Als eenpitter mis ik met name het analyseren en delen van zulke ervaringen met collega’s, dus het voorzag ook in een behoefte van mij. Het gesprek werd uiteindelijk een online workshop met alle inzenders: een mooie en leerzame ervaring. Wat me vooral is bijgebleven is de manier waarop we leerden vragen stellen aan elkaar bij het analyseren van onze ervaringen. We moesten vooral letten op de taal, de woorden die iemand gebruikt. En ook bij het samenvatten en doorvragen gebruikten we diezelfde woorden. Hoe vaak heb je immers niet de neiging om je eigen beelden in te zetten als je naar iemand luistert? Daarmee onteigen je die persoon ook van zijn/haar ervaring. Bij het ontrafelen van mijn eigen case ontdekte ik een patroon bij mezelf: naarmate mij enthousiasme toeneemt, neemt mijn contact met de ander(en) af. Resultaat van zorgvuldig luisteren en bevragen én voer om nog eens over door te denken.

 

 

 

 

Standaard

Whisky, status en Ottolenghi

Mijn vader kreeg altijd op zondagochtend zijn kaart vriend op bezoek. Ze dronken koffie en bespraken alle spellen van de dinsdag daarvoor. Als mijn moeder niet thuis was zei hij: ik kan je vandaag helaas geen koffie aanbieden. Dan stapten ze over op whisky, want het inschenken van een borrel behoorde wel tot zijn domein. Eigenlijk was deze rolverdeling geen probleem. Het hoorde gewoon zo. Mijn moeder had ook niet de aanvechting om hem te leren koffiezetten of appeltaart bakken.

Ik moet hier wel eens aan denken als ik praat met communicatieadviseurs die werken aan een communicatieve organisatie*. Vaak willen zij collega’s dan van alles leren, bijvoorbeeld persberichten maken, vloggen, twitteren et cetera. Die collega’s zitten helemaal niet te wachten op deze ‘lessen’. Zij vinden de rolverdeling wel OK en zeggen: “Dat is toch jullie vak? Moet ik nu ineens gaan doen waar jij van bent? Jij doet toch ook niet mijn werk?” Deze discussies, waarin iedereen gelijk heeft, leiden altijd tot veel ongemak en gedoe. Naar mijn idee gaan ze over hele andere thema’s dan waar ze over gaan.

Common knowledge

Ik vergelijk communicatie altijd met het huishouden: het valt pas op als er iets niet goed gaat. Het is vanzelfsprekende kennis en het zijn ogenschijnlijk vanzelfsprekende vaardigheden. Heb jij ooit geleerd hoe je een WC schoonmaakt? Hoe je aardappels schilt? Een knoop aanzet of ramen lapt? Ik leerde die dingen vooral van mijn moeder, niet als ‘les’, maar door te helpen en af te kijken. En ik heb ze pas echt geleerd toen ik uit huis ging en het zelf moest doen. Ik deed maar wat, ik schaamde me er zelfs voor om aan huisgenoten te vragen hoe je eigenlijk een WC moet poetsen. Dat hoorde ik zelf toch te weten.

Met communicatie is er ook zoiets. Heeft een beleidsmedewerker ooit geleerd hoe je een mailbericht opstelt? Hoe je een telefoongesprek voert met een boze inwoner? Hoe je vragen beantwoordt op een inspraakavond? Nee, zulke dingen horen bij de vaardigheden die iemand op zo’n functie geacht wordt te hebben. Het is impliciete kennis waar we het zelden of nooit over hebben. Totdat de wethouder klachten krijgt over de manier waarop inwoners te woord zijn gestaan. Dan is er een issue; dan komt de pers en is er reuring op twitter. Dan wordt de hulp van ‘communicatie’ ingeroepen, want woordvoering en issuemanagement horen tot onze taak. Logisch dus dat communicatieprofessionals zulke issues graag vóór willen zijn en de collega’s willen leren om in hun dagelijkse contacten goed te communiceren. De vraag is of en hoe we dat anderen kunnen leren. Je kom op het terrein van de ‘common knowledge’**, kennis die impliciet is en lastig overdraagbaar. Je kunt best iemand de principes van een goede kernboodschap aanleren, maar het kunnen aanvoelen van sfeer, de juiste woorden vinden, het juiste moment pakken: dat is lastig overdraagbaar. En die factoren bepalen juist of je goed contact hebt met inwoners. En dan heb ik het nog niet over het beeld dat iemand heeft van inwoners: of de meeste mensen ‘deugen’ of niet***.  En ook niet over de vraag hoe iemand zijn/haar eigen rol ziet: als de vakdeskundige of als iemand die de stad een stukje mooier wil maken?

Schaamte en ongemak

Willen we verandering aanbrengen in het dagelijks gedrag van collega’s, dan zullen we het erover moeten gaan hebben: de HOE vraag. Maar hoe komen we meer in gesprek over de vraag HOE iedereen acteert in zijn rol, van telefoniste tot wethouder? En kunnen we het effect op het contact met inwoners meten? Ik denk we ons met deze vraag op kwetsbare terreinen begeven. De schaamte die ik voelde als ik mijn huisgenoten vroeg hoe ik de WC moest poetsen. Is het ook schaamte die een beleidsmedewerker heeft als je met hem zijn mailberichten wilt doornemen of wilt meeluisteren met zijn telefoongesprekken. Deze kwetsbaarheid of schaamte is niet zelden verpakt als ‘mijn teksten zijn in elk geval juridisch en feitelijk kloppend’. De boodschap: bemoei je niet met mij.

Om met iemand in gesprek te komen over de vraag HOE hij of zij de dingen aanpakt, lijkt ‘meeluisteren’ en de wet voorschrijven in elk geval niet de meest kansrijke route. Je begeeft je dan heel snel op het terrein van iemands eigen professionaliteit en dus ook status. Maar hoe brengen we het leren daarover dan wel op gang? Ik weet zeker dat mijn vader er geen enkel belang in zag om goed te leren koffiezetten. Hij had met de whisky dan ook een goed alternatief. Hij was echter wel ontvankelijk voor ‘met of zonder ijs of een scheutje water’.

Spoor 1: de beweging van HOE

De reflex in organisaties bij zulke vraagstukken, meestal benoemd als cultuurverandering, is om een heel traject in te gaan. Bijvoorbeeld ‘werken vanuit de bedoeling’****. Groots en meeslepend, vaak heel kostbaar, maar ook heel inspirerend voor wie daar gevoelig voor is. Mijn pleidooi is om niet te beginnen met groots en meeslepend, maar vandaag te beginnen met oefenen om zo langzaam een beweging op gang te brengen. Ik stel voor om vanaf nu minstens een keer per dag een collega of huisgenoot te vragen: hoe heb jij dit aangepakt en wat waren je overwegingen daarbij? Het enige doel is om het gesprek op gang te brengen. Ik voorspel een enorme rijkdom aan common knowledge die zo aan het licht komt. Spelregel 1 hierbij: geen adviezen geven. Spelregel 2: vermijd hogere doelen. De weg/ het gesprek is het doel.

Spoor 2: de Ottolenghi aanpak

Even weer terug naar het huishouden en mijn eigen ervaringen. Ik ben degene die kookt bij ons thuis en dat doe ik met een berg impliciete kennis, bij elkaar vergaard door naar mijn moeder te kijken en mijn ‘heilig oog’ (dat je een inschatting maakt op basis van gevoel) in te zetten. Als ik recepten maak geef er altijd mijn eigen draai aan omdat ik vaak vind dat het slimmer kan. Totdat ik de boeken van Yotam Ottolenghi ontdekte. Hij is tot op heden de enige man die ik bereid ben kritiekloos te volgen. Zijn recepten zijn zo niet alledaags en grensverleggend dat mijn ‘heilig oog’ mij niet meer kan helpen. Dus rest mij volgzaamheid en ontdekken dat ik er enorm veel plezier in heb om zo mijn eigen grenzen te verleggen.

Zou het zo kunnen zijn dat we in de route naar communicatieve organisaties behoefte hebben aan grensverleggende recepten? Ik denk het wel. Een recept kan je helpen als je echt niet weet hoe het moet en het wel wilt (of domweg moet omdat de buitenwereld een nieuwe benadering vraagt) leren. Ik denk dat Factor C***** die functie enorm heeft gehad en nog heeft voor overheidsorganisaties. Tegelijkertijd zie ik ook wat er nodig is om verder te komen dan ‘het kunstje’. Er zijn gemeenten die jaren geleden het hele programma volgden maar er niet in zijn geslaagd om het te laten beklijven. En er zijn gemeenten die het programma hebben aangewend om in de hele organisatie communicatie en participatie op te pakken. Bij hen zie je ook dat andere tools zoals scrummen erbij worden gepakt en dat zo heel een eigen repertoire tot stand komt. Dat hadden ze niet gevonden als dat ‘samen leren’ niet een keer was aangezet door de recepten van Factor C. Ditzelfde effect zie ik ook bij organisaties die tools voor organisatieverandering inzetten: alleen als ‘het recept’, dus een, planmatige aanpak, het verlangen naar lekkerder koken aanzet, dan komt er echt verandering in het gedrag.

Dus

  • Sluit aan bij waar de ander is. Moet er vandaag een brief naar omwonenden van een heftig incident? Dan is vandaag het moment om met de betreffende collega te kijken hoe dat het beste aan te pakken. Want zijn/ haar drijfveer is om die klus vandaag goed te klaren.
  • Zoek voortdurend naar gedeelde waarden. Waar staat jouw organisatie voor? Daar ben je namelijk allemaal voor ingehuurd.
  • Sluit jezelf aan bij ‘de beweging van HOE’ en zet je nieuwsgierigheid en echte interesse altijd aan. Vraag door en kom erop terug.
  • Ontwikkel onweerstaanbare en handige ‘recepten’ en stel die ter beschikking. De enige wederdienst die je van gebruikers wilt is, dat ze met je delen HOE ze het hebben toegepast en wat het effect was.

Mijn vader bleef heerlijke whisky’s schenken zo lang als zijn kaartmaat zich maar welkom voelde en de gesprekken waardevol genoeg waren. Toen zijn vriend wegens gezondheidsklachten geen drank meer mocht, heeft hij leren koffiezetten.

 

*Een enorm aan vervuiling onderhevig begrip. Ik leg het meestal zo uit: Iedereen in de organisatie is met de buitenwereld in contact. Daarom is het nodig dat iedereen zich medeverantwoordelijk voelt voor de manier waarop er gecommuniceerd wordt: dat moet passen bij waar de organisatie voor staat en gaat. Met deze definitie is het volstrekt logisch dat we dit niet op een achternamiddag kunnen regelen.  

**Nancy Dixon introduceerde dit -onvertaalbare- begrip. Zij schrijft over leren in organisaties en biedt daar handreikingen voor. Het weblog van Dixon heet: ‘Conversation matters’. Zij ziet gesprekken als een belangrijk vehikel voor het delen van ‘common knowledge’. Zie ook het hoofdstuk voor de ‘Canon van het leren’ dat Suzanne Verdonschot publiceerde .

***Rutger Bregman’s boek ‘De meeste mensen deugen’ is om deze reden een must read voor communicatieprofessionals vind ik. Met welk mensbeeld ben jij aan het werk en hoe beïnvloedt dat jouw handelen?

****Het baanbrekende werk van Wouter Hart op dit gebied geeft daar fijne handvaten voor. ‘Verdraaide organisaties’ en ‘Anders vasthouden’.

*****Factor C: door de academie van overheidscommunicatie geïntroduceerde aanpak, waarbij een goede analyse centraal staat en diverse tools daarvoor beschikbaar zijn gemaakt.

Standaard

Saga, haakjes, hokjes en heel veel afval

Nog herstellend van een stevige griep las ik: ‘Uitzonderlijk talent, gids voor hoogbegaafden, uitvinders en andere vreemde vogels.’ Geschreven door Frans Corten. Die griep maakt je geest ijler. De dingen komen directer binnen, alsof de filters nog uitstaan. Zeker voor dit boek is dat een prima staat van zijn.

Het boek is te lezen als een zelfhulpboek, als een methodiekgids voor coaches, als een leidraad voor managers, als een ingetogen en tegelijk openhartig persoonlijk document en als een uitnodiging voor een gedachtenexperiment. Maar het blijft niet bij lezen alleen. Het papier en de omslag zijn uiterst aaibaar en de vormgeving is prachtig. De illustraties zijn niet alleen een lust voor oog, maar ook betekenisvol in relatie tot Frans’ boodschap. Marije van der Sande en Gérard Schiphorst van Tamtam objectentheater creëerden speciaal voor dit boek ‘Vreemde vogels’ die – ogenschijnlijk willekeurig- door het hele boek fladderen. Aan dit boek is alle zorg besteed die Frans en zijn team in zich hadden!

Zelfhulpboek voor Saga

Het woord zelfhulpboekalleen al; Frans zal ervan gruwen. Toch gun ik hem een plek op de bank bij Oprah of in de Libelle met dit verhaal. Het is aangrijpend om te lezen hoeveel mensen die hoogbegaafd of anderszins vreemde vogel zijn, verdwijnen achter labels als Asperger en Autistisme. Hoeveel er ook kampen met burn out, vastlopende relaties of conflicten op het werk. Frans’ missie met dit boek is dat zoveel mogelijk mensen gaan inzien wat maakt dat zij zich ongelukkig of onbegrepen kunnen voelen of wat maakt dat zij altijd maar weer in conflicten belanden. Door herkenning, begrip en compassie voor jezelf, kun je ontdekken hoe je je wereld naar je hand kunt zetten en zo met meer gemak en verbinding in het leven kunt staan. De interviews in het boek en ook Frans’ persoonlijke reis laten zien dat dit kan. Tijdens het lezen zag ik steeds Saga voor me, de geniale én sociaal gestoorde rechercheur in de Zweeds-Deense serie The Bridge. Vlak voor de griep keek ik seizoen 4; dat heeft dagen rondgewaard in mijn koortsige brein. Voor mij is Saga een icoon voor dit verhaal, ook al lijkt haar gedrag in lang niet alles op wat in het boek beschreven staat. Ik wens haar een Zweedse vertaling en/of Frans als coach toe. Dat zou een boeiend seizoen 5 kunnen opleveren.

Hoe pak je ‘ze’ aan?

Menig leidinggevende zal na het lezen van dit boek ineens begrijpen waarom het ging zoals het ging met Pietje of Jantje. Vervolgens zal hij/zij er handvaten vinden om het werk zo in te richten dat het uitzonderlijk talent ook echt ten volle wordt benut voor de business én voor het werkgeluk van de vreemde vogel in kwestie. Datzelfde geldt voor trainers en coaches. Hoogbegaafden leren anders en hebben vaak een aperte hekel aan leren van dingen waar ze het nut niet van inzien of waarvan ze de geloofwaardigheid in twijfel trekken. Als zij de kans krijgen om een eigen route te nemen en zo creërend bezig te zijn kan er veel moois bloeien. Let wel: het gaat helemaal niet alleen over wetenschappelijk werk; veel kunstenaars, uitvinders, productontwikkelaars passen in het plaatje. In het boek staat een mooie definitie: “Een hoogbegaafde is een snelle, slimme denker die complexe zaken aankan. Autonoom, gedreven en nieuwsgierig van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.”

Gelukkig is er mede dankzij het vele baanbrekende werk dat Frans deed op congressen, in onderzoeken en publicaties al steeds meer aandacht voor hoogbegaafdheid in de wereld van HR (Human Resource). Dit gaat namelijk echt over menselijke bronnen! Met name de vaak onbenutte kansen om hoogbegaafden van grote waarde te laten zijn bij innovatie, gaan Frans al jaren aan het hart.

Loopbaancoaches kunnen met dit boek in de hand kennismaken met werkwijzen die hun nut ook bij veel andere doelgroepen kunnen bewijzen. Zo heb ik zelf (voor zover ik weet niet hoogbegaafd) veel baat bij de door Frans beschreven kerntalentenanalyse*.

Hokjes helpen dus

Zo’n boek over één doelgroep is eigenlijk één grote aflevering van de Hokjesman**, waarin je je volledig verdiept in die ene groep, ze aan een diepgaand participerend onderzoek onderwerpt en zo komt tot haakjes die je moet benutten wil je in contact treden met die groep of wil je als groepslid in contact treden met de buitenwereld. Zulke ‘embedded’ informatie is natuurlijk iets dat wij in het communicatie-vak goed kunnen gebruiken. Natuurlijk werken we met persona’s***en zijn er talloze instrumenten voor doelgroepenonderzoek. Die komen op mij allemaal behoorlijk technocratisch en ook veralgemeniseerd over. Weinig vlees, bloed, ziel en gevoel. Frans slaagt erin om mij zowel iets over overeenkomsten als over verschillen te leren en zowel wetenschappelijk onderbouwde feiten als de gevoelige en kwetsbare kant. Dat is knap. ‘Niet aanpassen wel afstemmen’ is de titel van een van de hoofdstukken.

Het boek levert mij een enorm rijk gekleurd beeld van binnenuit op met veel diversiteit. Het geeft mij haakjes als ik in een organisatie bijvoorbeeld iets met interne communicatie doe en merk dat ik aansluiting mis. Met de informatie uit dit boek kan ik anders kijken en dat overstijgt trouwens het predicaat hoogbegaafd.

Hoe zou het zijn als we een even diepgaand beeld zouden krijgen van een groep als Kick Out Zwarte Piet? Zou dat tot nieuwe inzichten en nieuwe manieren van contact leiden?

Tot slot

Marije van der Sande en Gérard Schiphorst geven over de hele wereld voorstellingen met hun Tamtam objectentheater****. Zij maken hele verhalen met roestige spijkers, oude zaagbladen, knoesten van bomen en wat ze zoal overal vinden. Door dat op een bijzondere manier aan te lichten en in beweging te brengen, ontstaan de meest spannende verhalen die ook weer weg zijn als ze klaar zijn. Het maakte grote indruk op mij toen ik een voorstelling bijwoonde. Eigenlijk is dit in vorm en beeld wat Frans in dit boek met woorden doet en wat mij ook zo raakte: je uitnodigen om op een nieuwe manier naar jezelf of je collega/ partner/ vriend te kijken om vervolgens in contact te zoeken naar werkende waarheden voor jou/ hem/haar.

Meer informatie en bestellen boek: https://www.uitzonderlijktalent.nl

 

*zie:www.coretalents.be

**Programma dat tussen 2013 en 2016 op TV was van Michael Schaap. Onder meer over antroposofen, adel, autonomen. Het is nog terug te kijken. https://www.uitzendinggemist.net/programmas/5136-De_Hokjesman.html

*** Een persona is een archetype van een gebruiker, ofwel een karakterisering van een bepaald type gebruiker.

**** http://www.tamtamtheater.nl/intro

Standaard

Goede wijn, vleugels en mijn ambacht

Ik ben fan van de goede gesprekken van Lex Bohlmeijer. Ze zijn te beluisteren via De Correspondent en/of de podcast app op je telefoon. Vanochtend luisterde ik het gesprek met harpist Remy van Kesteren van twee jaar geleden. Behalve dat ik aan zijn lippen hing toen hij vertelde over de grenzeloosheid van muziek (“Muziek is vrijheid”), heb ik van hem iets geleerd over ‘leren’.

Les van de heldin

Remy vertelde dat hij zijn hele leven lang al als grote droom had om les te krijgen van Isabelle Moretti in Parijs. Een paar jaar geleden was het eindelijk zover. Beladen met alle stukken die hij ooit had gestudeerd en die hij voor haar wilde spelen, toog hij met de Thalys naar Parijs. “Ik voelde me heel nederig, daar zat ze in het prachtige lokaal in het conservatorium. Ze nodigde me uit om iets te spelen.” Na slechts een paar noten legde Moretti haar hand op zijn schouder ten teken dat hij moest stoppen. Ze vroeg waarom hij het speelde zoals hij het speelde, waarom hij juist dit stuk wilde spelen, waarom hij muziek maakt en nog veel meer. “Er ontspon zich een gesprek van wel drie uur over van alles, over het leven, goede wijn, de sterren maar nauwelijks over muziek en al zeker niet over dat stuk.”In de trein terug realiseerde Remy zich hoe teleurgesteld hij was; de les van zijn gedroomde docente had slechts één maat geduurd. De volgende dag pakte hij het stuk er weer bij en begon het te spelen. “Opeens waren de noten geen noten, de maten geen maten en het stuk geen stuk meer… opeens… ja…opeens was het muziek geworden.” En toen begreep hij wat de docente bedoelde toen ze zei: “Remy, alles wat je wil, alles wat je kan, alles zit al in je. Het enige wat jij moet leren is om geduld te hebben. En te vertrouwen dat het er wel uit gaan komen.” Remy: “Het is alsof ze iets magisch heeft aangeraakt waardoor alles in mijn muziek en in mijn hele leven is veranderd.”

In een andere les nam Moretti hem mee naar een wijnbar. Anderhalf uur lang proefden ze de mooiste wijnen. Remy: “Waar het om ging is dat ik met mijn kop uit die noten moest. Die studeerde ik wel en die kende ik wel. Nu ging het over waar het echt over gaat. Over het leven, over verhalen vertellen. En dat komt terug in je muziek en dus ook bij je publiek.”

Terug naar de essentie

Lex vraagt wat ik ook op mijn lippen had: “Hoe kan het zo zijn dat jij, ras musicus die bij wijze van spreken IN de muziek is geboren, dat jij dit transformatieproces nog nodig had?” Remy: “Ik moest niet iets bijleren, maar iets afleren. In mijn kindertijd was ik onbevangen en genoot van Ierse muziek die recht bij je binnen komt. Toen ik op mijn tiende op het conservatorium kwam, maakte in kennis met de cocon van klassieke muziek. Je durft er bijna niet aan te komen, zo heilig is het. Dan raak je zo gefocust op techniek – die zeker ook heel belangrijk is – dat de essentie naar de achtergrond verdwijnt. In Parijs bij mijn grote heldin, kreeg ik andere vingers en kwam ik weer bij de essentie van muziek.”

Vleugels

Wat leert mij dit verhaal nu? Het leert me weer eens hoe belangrijk de ‘ziel’ is van waar je mee bezig bent. Als je daar dichtbij kunt komen, dan krijg je vleugels. Dan krijg je vanzelf behoefte aan skills die daarbij horen. Of kun je ineens de skills die je al had, maar niet ten volle benut, ten toon spreiden. Dan kun je jezelf ontketenen van je zelfopgeplakte etiket: de adviseur die kennis toevoegt. Jouw ‘ziel’ (of jouw WHY om met Simon Sinek te spreken) is dan bijvoorbeeld iemand die de wereld/ gemeente/ buurt wat mooier wil maken. En daarvoor moet je het ene moment goed zijn in tuintjes aanharken, het andere moment een goed gesprek voeren, een volgend moment een troostende arm om een schouder leggen en een volgend moment de wethouder helpen bij zijn speech. Wat ik als mijn ambacht zie, is dat ik weet en aanvoel welke vaardigheid ik wanneer moet inzetten. Zodat alles klopt. Wat het verhaal van Remy zo mooi maakt, is dat het feit dat hij zijn technieken zo goed beheerst én het feit dat hij zijn leven ten volle leeft, hem schijnbaar moeiteloos in staat stellen om IN de muziek te gaan. Als ik dat relateer aan het vak van de communicatieadviseur met vele nieuwe rollen, dan bevestigt dit het belang van: 1. Nieuwe skills perfect leren beheersen; 2. Durven experimenteren en leren daarmee en 3. Goede wijn drinken, goede films kijken, slechte films kijken, een dagje op de vuilniswagen meelopen én de podcast van Lex Bohlmeijer volgen.

 

Hieris de podcast te beluisteren.

Ik werk aan een boek over het veranderende vak van interne adviseurs, in het bijzonder communicatieadviseurs. Dit blog is deel van mijn zoektocht. Wil je meedenken en -praten? Stuur me een bericht, dan nodig ik je uit voor mijn denksessies die ik bij deze zoektocht organiseer. Reageren op dit blog kan natuurlijk ook. mail@marjanengelen.nl

 

Standaard

Sterke rug, zachte voorkant, wild hart

De nieuwe Brené Brown

Begin dit jaar verscheen het nieuwste boek van bestsellerauteur Brené Brown: ‘Verlangen naar verbinding’. Ik begon erin te lezen met haar andere boeken over thema’s als kwetsbaarheid, schaamte en moed in mijn achterhoofd. Ik verwachtte, net als bij de andere boeken, veel herkenning en inzichten voor mij persoonlijk. Maar bij het lezen van dit boek gebeurde er wat anders. Ik ging passages aanstrepen en overschrijven. Ik kreeg de neiging het boek cadeau te doen aan collega’s die zich bezighouden met crisiscommunicatie en met eenzaamheid. Kortom: het zinderde in mij. De oorspronkelijke titel van het boek: ‘Braving the Wilderness’ daagt ook wel meer uit tot zinderen dan de Nederlandse vertaling.

Er echt bij horen

Brown is hoogleraar en onderzoeker en bestudeert al meer dan 16 jaar thema’s als kwetsbaarheid en schaamte. Nu wilde zij onderzoeken hoe het zit met ‘er echt bij horen’ ofwel het verlangen naar verbinding. Brown: “Het was geenszins mijn bedoeling om erbij horen te relateren aan de politieke en ideologische chaos waar de wereld van nu zich in bevindt.” Maar in het veldwerk stuitte ze op een enorme hoeveelheid waardevolle informatie. En zo voegde ze een onderzoeksvraag toe: ‘Beïnvloedt onze huidige tijdgeest onze zoektocht van erbij horen. En zo ja hoe dan?’. Dat maakt dat dit boek een veel meer maatschappelijke insteek heeft dan haar andere boeken. Ofwel: Het persoonlijke is politiek* in een hernieuwd daglicht. Wat mij betreft: inspirerende kost voor iedereen die zich bekommert om de huidige maatschappij en om alles wat zich afspeelt in wijken en buurten. Communicatieadviseurs, wethouders, raadsleden, welzijnswerkers. Het biedt je waardevolle inzichten in thema’s als uitsluiting, eenzaamheid, terrorisme, verdeeldheid. Brown staat uitvoerig stil bij principes achter tweedeling (als je niet voor bent ben je tegen) zoals het ontmenselijken van andersdenkenden waardoor je hen met gemak kunt aanvallen.

Zoom in

Het boek is een pleidooi voor het belang van luisteren en voor nieuwsgierigheid om zo de mensen die niet in jouw bubbel zitten te begrijpen. “Zoom in! Want het is moeilijk om van dichtbij een hekel aan iemand te hebben.” Brown vertelt over het belang van collectieve ervaringen van onlosmakelijke verbondenheid en over het verschil tussen echt en onecht hierin. Tussendoor komen er boeiende cijfers voorbij. Zoals het gezondheidseffect van verbondenheid: “Een keer per week een potje kaarten met vrienden voegt evenveel jaren toe aan je leven dan stoppen met roken of bètablokkers slikken”.  Ook legt ze haarfijn uit wat het verschil is tussen ‘erbij horen’ en ‘aanpassen’, dit alles onderbouwd vanuit haar jarenlange onderzoeken en veldwerk.

De meest intrigerende handreiking in het boek vind ik deze: sterke rug, zachte voorkant, wild hart. Als we figuurlijk gezegd onze rug sterker maken en een ruggengraat kweken die flexibel maar stevig is, dan kunnen we het risico nemen dat onze voorkant zacht en open is. Dan kunnen we de wildernis trotseren.

Kortom: een boek om te lezen en over door te praten.

 

* De titel van de autobiografie van Hedy d’Ancona (1937), sociologe, politica en feministe. De titel staat voor de belangrijkste leuze uit het feminisme in de jaren ‘60/ ’70. Zaken als vrouwenonderdrukking zijn geen privé- maar een politiek probleem.

Standaard

Wat zit er in de lucht?

In een paar dagen tijd komt er van alles op mijn pad. Je zou bijna gaan denken dat er een verband is en dat het me iets te zeggen heeft over 2018.

Kunstmatige Intelligentie 

Het begon met het blog van Joitske. Zij schrijft over AI. Nee, dat gaat niet over Appreciative Inquiry, maar over Artificial Intelligence. Overigens is het verband tussen deze twee AI’s ook al interessant, want wat is mooier dan waarderend onderzoeken van kunstmatige intelligentie? Dit terzijde. Joitske wilde weten wat AI gaat betekenen voor leren en ontwikkelen in organisaties. Ik zie dan een soort corporate- Siri voor me. Die je kan vragen hoe je ook alweer je declaratie moet indienen of die jou hardop instrueert terwijl je een bijzondere handeling verricht. Joitske citeert Kevin Kelly, haar inspiratiebron: “Als informatie niet meer schaars is, aandacht is dat wel. Dus richten we de economie in met ervaringen en belevenissen.” Verklaart dit de enorme groei aan festivals en events? Je streamt je muziek, maar wilt erbij zijn als ze optreden. Met Zomerfestival De Zandbak doen we ook lekker aan mee aan deze trend. Joitske sluit haar uitgebreide en boeiende blog af met drie ‘conclusies’ voor ons vakgebied van leren en ontwikkelen: 1. Let op AI, dat gaat ons nog veel brengen; 2. Zorg voor aandacht (link met communicatie); 3. Verdiep je in de vraag hoe we kunnen leren door meer feedback over onszelf. Door meer te weten over je beweeg- gedrag bijvoorbeeld, ga je vanzelf al meer bewegen.

Haar verhaal zet me aan het denken. Het onderbouwt deels mijn eigen ervaring, namelijk dat je als begeleider van leren of als docent steeds meer leermanager en steeds minder ‘wijze juf’ wordt. De kennis is er immers al, die hoef ik niet meer toe te voegen. Mijn toegevoegde waarde als docent zit ‘m vooral in het creëren van waardevolle leerervaringen. Met interventies die ervoor zorgen dat mensen de kennis koppelen en durven toepassen. Dat ze lef ontwikkelen door te doen en te falen in een veilige omgeving met anderen. Gaat dat over AI? Nee het gaat over leren en AI kan dat nog spannender en leuker maken.

 

Virtual Reality

Dan was er Involve, mijn favoriete en innoverende bureau voor interne communicatie. Zij sturen mij per analoge (!!) post een VR (Virtual Reality) bril. Ik download de bijbehorende app en ervaar hoe ik zelf kan inbreken in interactie. Hoe een presentatie eruit ziet als het interactief is, of juist empathisch. Involve vraagt aandacht voor ‘interactie met impact’. Omdat een goed gesprek of een effectief overleg valt of staat met de kwaliteit van de interactie. Eens, meer dan eens, daarom gaat het in interne communicatie tegenwoordig vooral om het toerusten en het ‘enabelen’ van anderen. Ik vraag me hardop af of VR dan van betekenis kan zijn in dat leren. Ja, je kan zien wat de actoren doen als je hen de opdracht geeft om bijvoorbeeld meer empathisch te zijn. Maar voor leren is naar mijn idee zelf doen met veel vallen en opstaan nodig. Gewoon IN het echte werk.

 

Digitale interactie faciliteren

Vervolgens had ik een Skype gesprek met Renata Verloop. Over mijn volgende inspiratiesessie in de Zwanenhof in Zenderen. Deze gaat over de vraag hoe de buitenwereld van invloed is op je werk bij de overheid. Ontwikkelingen als blockchain bijvoorbeeld, maar ook de behoefte aan ‘echt contact’. Zij bekijkt deze online ontwikkelingen door de communicatie- participatie- en dienstverleningsbril. We praten door over haar platform ‘Overheid in Contact’. Ik complimenteer haar voor de manier waarop ze dat modereert. We hebben het erover dat het modereren van zo’n platform een vak op zich is, dat echter qua principes niet verschilt van f2f trainen en coachen. Die link wordt echter erg weinig gelegd. Veel communicatie professionals modereren sociale intranetten, maar hebben totaal geen kaas gegeten van interactieprocessen. Hoe vaak hoor ik dat ‘de interactie niet op gang komt’ bij zo’n digitaal platform. Misschien moeten we dat vak eens verder uitvinden. Ik heb eraan geroken in de leergang bij Ennuonline.

 

Rituelen

Vervolgens stuit ik op een artikel in de Correspondent dat ik had bewaard. Over het belang van rituelen bij gedragsverandering. Over een ondernemer die één push up per dag deed. Dat kon hij volhouden en inpassen in zijn dagelijkse doen. Dus geen grootse en meeslepende zaken, maar klein beginnen en dat de kans geven dat het inslijt. Waarom boeiend in het verband? We verwachten zo veel van digitale nieuwigheden. Maar integreer er eens één in je dagelijkse werk en observeer jezelf en leer. Sprak zij tot zichzelf. Ik heb de ambitie om minstens twee keer per jaar een blog te schrijven.

 

Tai Chi

En tot slot van al dit, dat zich in twee dagen afspeelde, mocht ik naar mijn eerste Tai Chi les van 2018. Over yin en yang, hard en zacht, strekken en ontspannen, vasthouden en loslaten. Mijn dagelijkse ochtend halfuurtje Tai Chi (ritueel!) krijgt weer meer inhoud door de nieuwe input van docent Martin. En zo realiseer ik me ook dat digitaal en analoog, beeldscherm en warme aanraking bij elkaar horen als yin en yang. Het een beweegt niet zonder het ander.

 

Wat er in de lucht zit? Ik ben 2018 vol verse ideeën en inzichten begonnen!

Linkjes

Blog van Joitske Hulzebosch

Zomerfestival De Zandbak

Involve

Workshop Overheid in contact!

Platform Overheid in Contact

Ennuonline

Artikel over rituelen

Chi Choice

Standaard

Meer, meer, meer

Ik doe weer mee aan een blogkermis. Deze keer geïnitieerd vanuit de LOSmakers en met een heuse fictieve case als centraal vraagstuk. Ik deel in dit blog graag mijn gedachten over de case. Mijn conclusie is, dat dat bij mij (nog) helemaal niks met sociale technologie te maken heeft. Reden temeer om nieuwsgierig te worden naar de andere bijdragen in deze kermis.

De case

Puur fictief (we schrijven 25 september, ruim 6 maanden na de verkiezingen): er zou een regeerakkoord zijn. De nieuwe regering vindt het belangrijk om werkstress terug te dringen. Dat is minder fictief. De ARBO wet zal daarom aangepast worden. Vanaf 2019 is iedere organisatie met meer dan 100 medewerkers verplicht om jaarlijks medewerkers te informeren over werkstress. De OR heeft de taak om in de gaten te houden of het ook echt gebeurt en de arbeidsinspectie ziet er ook op toe. Ik vrees dat dit soort ‘oplossingen’ niet heel fictief zijn. Ik heb zo mijn twijfels en roep de HR- en communicatie adviseurs bij De Boei op om dit vraagstuk door een andere bril te gaan bekijken.

Informatie als doel?

Al sinds jaar en dag weten we dat informatie niet leidt tot gedragsverandering. Dus op welke planeet de schrijvers van dit regeerakkoord zaten, ik vraag het me af. Wat is het eigenlijke doel? Dat er minder ziekteverzuim komt ten gevolge van werkstress. Want dat kost geld, veel geld. Die begrijp ik. Maar we weten ook dat doelen met ‘minder’ of ‘geen’ of andere ontkenningen nou niet bepaald een energie-gevende bodem voor verandering opleveren. Dus op zoek naar een positief geformuleerd doel dat uitdaagt om veranderingen in gang te zetten. Wat dachten jullie van: meer werkplezier? Meer… meer… meer!

Informatie als middel?

Voordat ik ‘mijn strategie’ ga onthullen nog even iets over de betekenis van informatie over werkstress. Ik ben bestuurslid van Broodfonds Hengelo en wij organiseerden dit voorjaar twee keer een informatieavond voor onze leden over stress en burn-out. De aanleiding was dat 40% van de zieke Broodfondsleden (landelijk gezien) burn out als oorzaak van de ziekte aangeeft. Dat is schrikbarend hoog en reden om daar in ons broodfonds aandacht aan te besteden. De cijfers zeggen ook dat iemand met uitval door burn-out gedurende een lange tijd niet kan werken. Ik snap die regeerakkoordschrijvers dus wel. Wij merkten dat een avond uitleg over hoe het werkt met burn-out, hoe je brein is ingeregeld op fight- flight- freeze, hoe het kan dat juist gepassioneerde en toegewijde professionals gevoelig zijn voor burn-out, wat tekenen kunnen zijn voor alarm et cetera erg nuttig is. Maar het meest waardevolle kwam na de informatie: een mooi en kwetsbaar gesprek met elkaar. Dat gesprek durven voeren en met anderen na te denken over jouw verschijnselen en jouw oplossing- en vermijdings- strategieën. Die avond meldde zich een aantal leden die ‘preventief buddy’ willen zijn. Want vage klachten en vage gedachten over: zou ik…? ben ik…? die deel je niet met je beste vrienden of met je partner. Maar wel met iemand die in hetzelfde ondernemersschuitje zit als jij.

Wat nu bij De Boei?

Mijn advies aan De Boei is om een campagne achtig proces in gang te zetten over werkplezier. Met als hoofddoel het gesprek op gang brengen, online maar vooral ook offline over lol in je werk, over nee zeggen, over fouten maken, over successen, over gezondheid en vitaliteit et cetera. Het procesontwerp, waar ik graag mijn tanden in zou zetten, vergt -na commitment van ‘de top’- wat voorwerk: Wat zeggen de MTO’s (medewerker tevredenheid onderzoeken) van afgelopen jaren? Wat zijn de verzuimcijfers? Zijn er groepen in de organisatie waar het plezier vanaf spat? Dit voorwerk kan ook prima uitgebreid worden met een poll via de social media of liever nog een social intranet als dat er is. Dan breng je het thema al op gang. Vervolgens vergt het een groep mensen die dat aanjagen, die samen een procesontwerp maken. Met OR leden, MT leden, conciërges, leerlingen, docenten et cetera. De een vindt meer werkplezier als er betere koffie komt, de ander als hij eindelijk het gevoel krijgt dat hij fouten mag maken, de derde als hij zelf de werktijden kan bepalen en de vierde als hij ruimte krijgt om uit te stromen om eindelijk een eigen bedrijf te beginnen. Zo divers is werkstress ook en zo divers dus ook de aanpak daarvan. En dat moet vooral én online én offline gebeuren.

En als…

Als de arbeidsinspectie dan langs komt, dan geef je ze een besloten linkje naar je sociale intranet, waar het inmiddels bruist van de activiteiten en discussies. Natuurlijk ga je de opbrengst van je voorwerk om het half jaar opnieuw verzamelen en analyseren. Zo blijf je monitoren wat er effect heeft en leer je van je eigen aanpak.

Standaard

De bushalte

Gisteren fietste ik over de Pruisische Veldweg in Hengelo. Ik werd aangehouden door drie jongeren. Mijn inschatting: eerste klas van een MBO, eerste week, kennismakingsspelletjes en speurtochten, groepjes at random samengesteld. Het was een pukkelig roodharig meisje dat duidelijk in de lead was en twee jongens in de volgstand. Ze liepen recht op me af de straat over. “Mevrouw, weet u hoe deze straat heet?”. Het is interessant wat er dan met je gebeurt. Reflex 1 is natuurlijk gewoon antwoord geven, maar ik kwam niet verder dan dat de straatnaam (ik fiets daar zo’n twee keer per week) met een P begint. Daar hadden ze natuurlijk niks aan. Ze keken me ook een beetje wazig aan toen ik dat zei. Reflex 2 was om mijn telefoon te pakken om het juiste antwoord te zoeken. Maar die reflex heb ik weerstaan. ‘Ik moet ze toch kunnen helpen het zelf te vinden’. Zo sprak de kant in mij die graag mensen helpt het zelf te doen. Zeg maar mijn Montessori subpersoon. Reflex 3 was om met hun naar het opdrachtenformuliertje te kijken, uit nieuwsgierigheid waar deze vragen allemaal over gaan en waar ze vandaan komen. Ook deze reflex heb ik gelukkig weerstaan. Dan vinden ze je vast zo’n oude taart op een e-bike die hen wil bemoederen. En daar zit je niet op te wachten als je net naar een nieuwe school bent en in zo’n at random groepje maar moet afwachten of ze je een beetje leuk gaan vinden. Reflex 4 was om te tippen: kijk op je telefoon. Ook die heb ik gelukkig weerstaan. Want als ze die bij zich gehad zouden hebben, dan hadden ze dat natuurlijk allang gedaan. Waarschijnlijk heeft meester ‘zeg maar Arend-Jan’ alle telefoons ingenomen voordat ze op pad gingen. Vervolgens kwamen de wat effectievere interventies: “Heb je al op het straatnaambordje gekeken?”. Dat hadden ze niet kunnen vinden. Ik betrapte me erop dat ik dacht dat ze vast niet goed gezocht hadden en ging meezoeken. (oei!) Nee, alleen het bordje van de Kuipersdijk, die haaks op deze straat staat was te vinden. En tot slot dan de redding. We stonden bij een bushalte en ik bedacht ineens dat die meestal de naam heeft van de straat waar die staat. Ze renden ernaartoe en zeiden triomfantelijk: JA! De Pruisische Veldweg. Het meisje vulde razendsnel het formuliertje in en ze rende weg naar hun volgende opdracht. De twee jongens in haar kielzog. Ik was heel tevreden over de afloop. Enerzijds omdat ik met die P goed bleek te zitten. Anderzijds omdat ik de reflex heb weerstaan om de oplossing te fixen maar samen met hen een informatiebron heb gevonden die ze ook zelf weer kunnen aanboren: de bushalte. En daar heb ik dan weer plezier in, want ook dit leren ligt voor je voeten.

 

 

Standaard